Home

Aan d' oever van een snellen vliet

 

Aan d' oever van een snellen vliet
Zat eens een weesje neer
Zij schreide, snikte van verdriet
Haar droevige oogjes zeer
Zij schreide, snikte van verdriet
Haar droevige oogjes zeer

Een rijke heer, die haar zo zag
Werd innig aangedaan
Haar treurkleed en haar luid geklag
Dat trok hem tot haar aan
Haar treurkleed en haar luid geklag
Dat trok hem tot haar aan

"Wel mijn lief meisje", zoo sprak hij
"Zeg waarom treurt gij nu?
Vertel er d'oorzaak van aan mij
Kan ik zoo help ik u
Vertel er d'oorzaak van aan mij
Kan ik zoo help ik u."

Zij sprak en zag hem troostloos aan
" 'k Heb, Heer, een droevig lot
Gij ziet een weeskind voor u staan
Welks hoop slechts is op God
Gij ziet een weeskind voor u staan
Welks hoop slechts is op God."

"Mijn moeder stierf, liet mij alleen
Zij rust bij gindschen boom
En vader, ach, niet lang geleên
Verdronk in dezen stroom
En vader, ach, niet lang geleên
Verdronk in dezen stroom."

"Vergeefs en vruchtloos worsteld' hij
Terwijl zijn angstkreet klonk
Mijn broeder zag 't en sprong erbij
Maar ach! Ook hij verdronk
Mijn broeder zag't en sprong erbij,
Maar ach! Ook hij verdronk."

"Het weeshuis bood mij schuilplaats aan
En mag ik daar eens uit
Dan prangt mijn hart naar haar te gaan
En ja, dan ween ik luid
Dan prangt mijn hart naar haar te gaan
En ja, dan ween ik luid."

"Neen, ween niet meer mijn lieve kind
Ik wil uw vader zijn
Gij hebt een hart dat teer bemint
Bewaar dat vroom en rein
Gij hebt een hart dat teer bemint
Bewaar dat vroom en rein."

Hij nam haar mede naar zijn huis
En schonk haar spijs en drank
Verlichtte zo haar droevig kruis
Vroeg liefde slechts tot dank
Verlichtte zo haar droevig kruis
Vroeg liefde slechts tot dank

En zij was trouw, zij was het waard
Zij bleef hem steeds tot vreugd
Zo zegent God reeds hier op aard
De liefde tot de deugd
Zo zegent God reeds hier op aard
De liefde tot de deugd

Vaderlands Liedeboek, Richard Hol, 1891