Al die er zijn kosje aan land niet kan winnen
Die moet er varen al bij de zee
Daar zal men ze leren naar boven toe klimmen
En halen de zeilen vlak voor de ree
‘Haal kabel, haal kabel, wilt anker opwinden’
Zo roept er de stuurman, maar alle zo stijf
Dan ziet men ze lopen gelijke de blinden
Den ene die loopt er de ander op ’t lijf
Zodra het anker dan is gewonden
Dan moeten wij weder naar boven toe
Dan roept er de bootsman tot aller stonden
‘Hier valt niet te rusten, zeg ben je al moe’
Dan gaan z’ons van achter naar voren weer jagen
Waar dat wij lopen, wij zijn in de knip
De duivel en kan het niet half verdragen
Wat er te doen is op een oorlogsschip
’t Is mast te schrapen, want aan te zetten
Het schip te teren of schuit te boord
Hoe dat het gaat, gij meugt er op letten
Jan Hagel wordt uit zijn koitje gestoord
Zodat wij geen rust en kunnen genieten
Jan Hagel die doet er malkander haar klag
Zij zeggen het zoud’ er de duivel verdrieten
Dat men er met vreden niet vreten mag
De uitkijk van boven, je meugt het geloven
Die roept er : ‘Ik zie der een zeil in zee’
De stuurman, dit hore, loopt haastig naar voren
‘Tsa mannen, maak er jou zeile vast ree’