Curaçao, ‘k heb jou, zo menigmaal bekeken
Maar al jouw loze streken die stane mij niet aan
Maar al jouw loze streken die stane mij niet aan
Daarom ga ik vertrekken waar ik kom vandaan
‘k Kwam laatst, met haast, al door het Herenstraatje
Daar zei er een: M’n maatje kom zet u hier wat neer
En drink een lekker glaasje en rook een pijp tabak
Maar met die loze streken raakt het geld ons uit de zak
Een zoen, kan doen, de hele dag te blijven
Dan hoort men niet het kijven van onze officier
Zo raken wij aan ’t dwalen zo dronken als wij zijn
Het schip ligt voor de palen en aan boord moeten wij zijn
Maak los, die tros, we sjorren aan de touwen
We zijn niet meer te houwen we gaan naar Holland toe
Daar is het eten beter, dan ben je bij je vrouw
Gegroet zijn alle hoeren van het eiland Curaçao