Daar was een sneeuwwit vogeltje
Daar was een sneeuwwit vogeltje
Al op een stekendorentje. Dindon-deine
Al op een stekendorentje. Dindon-don
Och nachtegaal, klein vogelkijn
Och nachtegaal, klein vogelkijn
Wou jij daar mijne bode zijn ? Dindon-deine
Wou jij daar mijne bode zijn ? Dindon-don
Hoe zou ik uwe bode zijn ?
Hoe zou ik uwe bode zijn ?
Ik ben zo kleine vogelkijn ! Dindon-deine
Ik ben zo kleine vogelkein ! Dindon-don
Al zijt ge klein, gij vlieget snel
Al zijt ge klein, gij vlieget snel
Gij voert daar mijn boodschap wel.
Dindon-deine
Gij voert daar mijn boodschap wel. Dindon-don
Hij nam de brief in zijne mond
Hij nam de brief in zijne mond
Hij voerde 't over 't groene woud. Dindon-deine
Hij voerde 't over 't groene woud. Dindon-don
Hij gaf dat venster eenen stoot
Hij gaf dat venster eenen stoot
Slaap gij mijn lief of zijt gij dood? Dindon-deine
Slaap gij mijn lief of zijt gij dood? Dindon-don
Ik slape al zo vaste niet
Ik slape al zo vaste niet
Ik hoor al dat mijn lief ontbiedt. Dindon-deine
Ik hoor al dat mijn lief ontbiedt. Dindon-don
Tekst naar het handschrift van Weimar, 1537
opgetekend bij Hoffmann von Fallersleben, Niederländische Volkslieder, 1833
en naar J.F. Willems, Oude Vlaamse liederen 1848