Daar was laatst een meisje loos
Die wou gaan varen, die wou gaan varen
Daar was laatst een meisje loos
Die wou gaan varen als lichtmatroos.
Zij nam dienst voor zeven jaar
Omdat zij vreesde, omdat zij vreesde
Zij nam dienst voor zeven jaar
Omdat zij vreesde geen enkel gevaar
Bracht haar kist en koffer aan boord
Zoals ’t een brave, zoals ’t een brave
Bracht haar kist en koffer aan boord
Zoals ’t een brave matroos behoort
Zij moest klimmen in de mast
Maken de zeilen, maken de zeilen
Zij moest klimmen in de mast
Maken de zeilen met touwtjes vast.
Maar door storm en tegenweer
Sloegen de zeilen, sloegen de zeilen
Maar door storm en tegenweer
Sloegen de zeilen van boven neer.
Zij werd gebonden aan de mast
Met hare handen, met hare handen
Zij werd gebonden aan de mast
Met hare handen en voeten vast
"Och kapteintje, sla me niet
Ik ben uw liefje, ik ben uw liefje
Och kapteintje, sla me niet
Ik ben uw liefje zoals gij ziet."
Dad’lijk werd zij losgemaakt
En met een zoentje, en met een zoentje
Dad’lijk werd zij losgemaakt
En met een zoentje aangeraakt
Eer het weder Pinkster is
Wordt zij het bruidje, wordt zij het bruidje
Eer het weder Pinkster is
Wordt zij het bruidje dat is gewis