Nu het lied der Vlaamse zonen,
Nu een dreunend kerelslied,
Dat in wilde Noordertonen,
Uit het diepst ons herten schiet.
Ei! het lied der Vlaamse zonen,
Met zijn wilde Noordertonen,
Met het oude Vlaams hoezee,
Vliegt de Blauwvoet! Storm op zee!
't Wierd gezeid dat Vlaand'ren groot was
Groot scheen in der tijden wolk
Maar dat Vlaanderland nu dood was
En het vrije kerelsvolk.
Ei! het lied der Vlaamse zonen …
Maar daar klonk een stemme krachtig
Over 't oude Noordzee- strand
En het stormde groots en machtig
In dat dode Vlaanderland!
Ei! het lied der Vlaamse zonen …
En hier staan wij, ‘t hoofd omhoge,
Vuisten siddr'en, kokend bloed,
Vlamme in 't herte, vlamme in d'oge
En ons naam ons trillen doet.
Ei! het lied der Vlaamse zonen …
Weg de bastaards, weg de lauwaards,
Ons behoort het Noordzeestrand
Ons, de Kerels, ons de Klauwaards
Leve God en Vlaanderland.
Ei! het lied der Vlaamse zonen …
B. Rodenbach / E. Hullebroeck