De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En aan die boom daar kwam een tak
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijke tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En aan die tak daar kwam een blad
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijk blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En aan dat blad daar kwam een nest
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijk nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En in dat nest daar kwam een ei
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijk ei
En dat ei uit dat nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En uit dat ei daar kwam een jong
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijk jong
En dat jong uit dat ei
En dat ei uit dat nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En op dat jong daar kwam een pluim
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijke pluim
En die pluim van dat jong
En dat jong uit dat ei
En dat ei uit dat nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En aan die pluim daar kwam een hoed
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijke hoed
En die hoed van die pluim
En die pluim van dat jong
En dat jong uit dat ei
En dat ei uit dat nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En aan die hoed daar kwam een juf
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijke juf
En die juf van die hoed
En die hoed van die pluim
En die pluim van dat jong
En dat jong uit dat ei
En dat ei uit dat nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En aan die juf daar kwam een man
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijke man
En die man van die juf
En die juf van die hoed
En die hoed van die pluim
En die pluim van dat jong
En dat jong uit dat ei
En dat ei uit dat nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En dat stel dat plantte ene boom
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijke boom
En dat stel met die man
En die man van die juf
En die juf van die hoed
En die hoed van die pluim
En die pluim van dat jong
En dat jong uit dat ei
En dat ei uit dat nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
De boom die stond in ’t aardrijk
Hij groeide al zo schoon
En aan die boom daar kwam een tak
Jonge, jonge, jonge, wat een liefelijke tak
En die boom van dat stel
En dat stel met die man
En die man van die juf
En die juf van die hoed
En die hoed van die pluim
En die pluim van dat jong
En dat jong uit dat ei
En dat ei uit dat nest
En dat nest van dat blad
En dat blad van die tak
En die tak van die boom
En de boom stond in het aardrijk
Hij groeit zo schoon
Stapellied