De schoentjes die gaan er met paren,
en jammer, de mensen ook.
't Verstand komt niet vóór de jaren,
de liefde ? Wat vuur en wat rook !
Ach, wisten 't de vliegende gaaien.
Ze werden 't vrij leven niet moe.
Ik zitte mijn schoentjes te naaien,
en trekke mijn draadje toe.
Hoe groeide uit dat lustige Grietje,
die knorrige, dolle katijf ?
Een lief als een hemelbietje !
en nu zo een duivelig wijf !
Vandaag al de winden aan 't waaien,
En morgen noch ba, noch boe.
Ik zitte mijn schoentjes te naaien,
en trekke mijn draadje toe.
Wat heb je aan die pinten, die pijpen ?
neem liever een druppel, een dop !
Ei moet je dat elsen weer slijpen ?
houd op met dat eeuwig geklop !
Ik mag me noch roeren, noch draaien,
't Is al verkeerd wat ik doe,
Ik zitte mijn schoentjes te naaien,
en trekke mijn draadje toe.
Weet iemand, daar valt mij al weder,
dat schoenmakers raadselken in,
't Verschil tussen wijven en leder ?
voor mij is het klaar gelijk tin.
De wijven zijn vellen van haaien,
En leder is vel van de koe.
Ik zitte mijn schoentjes te naaien,
en trekke mijn draadje toe.
René de Clercq / Emiel Hullebroeck