De zon ging moe ter ruste
In ’t purperen bed van licht
De vogels zochten ’t nestje
In ’t lover warm en dicht
Een luchtig witte sluier
Golft uit de verte aan
En dekt de tere bloemen
Die zoet te dromen staan
Het wordt zo stil en vredig
Een verre dorpsklok slaat
En op de grote weide
Een schaapje klaaglijk blaat
De maan staat als een herder
In ’t tink’lend sterrenheir
De wind zingt door de blâren
Een liedje zacht en teer
F.H.N. Bloemink / W.F. Jonkman