Een oud pastoor die had een koe,
had een koe, had een koe.
Doch zij werd krank, ik weet niet hoe,
De pastoor z'n koe ! ja !
Tjoe-la-la, tjoe-la-la:
De pastoor z'n koe, ja ja,
Tjoe-la-la, tjoe-la-la,
De pastoor z'n koe !
Zij had zo 't schijnt pips aan 't hart
pips aan 't hart, pips aan 't hart
Zij kermde dag en nacht van smart
Om de pastoor zijn koe
Tjoe-la-la, tjoe-la-la …
En Betje, de pastoor z'n meid,
pastoor z'n meid, pastoor z'n meid,
Heeft immer toe om haar geschreid,
Om de pastoor z'n koe ! ja !
Tjoe-la-la, tjoe-la-la …
Ja, Betje stortte menige traan
menige traan, menige traan
En riep Sinte Brigitta aan
Voor de pastoor zijn koe
Tjoe-la-la, tjoe-la-la…
Daar werd dan eind'lijk met veel rouw
met veel rouw, met veel rouw
Beslist dat men haar slachten zou
De pastoor zijn koe
Tjoe-la-la, tjoe-la-la…
Des morgens stond ze in de stal,
in de stal, in de stal,
Des avonds hing ze aan de hal.
De pastoor z'n koe ! ja !
Tjoe-la-la, tjoe-la-la …
Mijnheer pastoor at niet van 't beest,
niet van 't beest, niet van 't beest,
Zij was hem steeds te lief geweest.
De pastoor z'n koe ! ja !
Tjoe-la-la, tjoe-la-la …
De burgemeester kreeg de kop
kreeg de kop, kreeg de kop
hij at hem met zijn Eva op
De pastoor zijn koe
Tjoe-la-la, tjoe-la-la…
De secretaris kreeg de long,
Kreeg de long, kreeg de long,
En zijn madam die kreeg de tong,
Van de pastoor z'n koe ! ja !
Tjoe-la-la, tjoe-la-la …
De koster die kwam ook al gauw,
Ook al gauw, ook al gauw,
Hij kreeg een voorpoot met de klauw,
Van de pastoor z'n koe ! ja !
Tjoe-la-la, tjoe-la-la …
Zo gij soms nog wat weet meneer
weet meneer, weet meneer
Dan zig maar voort, ik weet niets meer
Over pastoor zijn koe
Tjoe-la-la, tjoe-la-la…