Geluckig is het land,
Dat God de Heer beschermt,
Als daer met moord en brand
De vyant rontom swermt,
End' dat men meent hij sal
't Schier overwinnen al,
Dat dan, dat dan, dat dan,
Hij selfs komt tot den val.
De Hoeder Israëls
Die slaept noch sluymert noyt,
Hij helpt uyt veel gequels
Sijn volck 't welck was verstroyt
Door 't Spaensche boos gebroet
End' doet haer noch dit goet,
Dat self, dat self, dat self
De vyant loopen moet.
Gedanckt moet syn de Heer,
De God, die eeuwig leeft !
Dat hy ons 't sijner eer
Dees overwinning geeft.
Wat wonder heeft de kracht
Des Heeren al gewracht !
O Heer, o heer, o heer.
Hoe groot is uwe macht !