Hoe schoon klinkt ons zingen in ’t schaduwrijk woud
Daar hebben de vog’len hun nestje gebouwd
Daar zingen zij lustig, door ’t zonlicht bestraald
Hun zangen, die de echo als de onze herhaalt
Hun zangen, die de echo als de onze herhaalt
Hallo, hallo, hallo enz.
Daar ruisen en fluist’ren de dennen in ’t rond
Met iepen en eiken in vredig verbond:
“Alleen wie de stad en haar muren ontvlucht
Aâmt vrijheid en levensversterkende lucht
Aâmt vrijheid en levensversterkende lucht”
Hallo, hallo, hallo enz