Iedere avond trok bij buurman
Een kwajongen aan de bel
Buurman werd daar o zo boos om
En hij dacht: ik krijg je wel
’s Avonds ging hij op de loer staan
Eindelijk wist hij wie het deed
Wacht, dacht buurman bij zich zelve
Morgen dan heb ik de deugniet beet
Buurman nam een grote emmer
Vulde die tot aan de rand
Met dat hij weer aan de bel trok
Schreeuwde ’t knaapje moord en brand
Druipend van het koude water
Is hij op de loop gegaan
En hij heeft het na die avond
Bij dat huis nooit weer gedaan