Komt nu vrienden en vriendinnen,
Dat het klinke door de zaal
Hoe verruimt het borst en longen,
‘t Eigen lied in eigen taal.
Zingen and’ren fraaie wijzen,
Zo benauwd, of men ‘t niet dorst;
Daar, waar onze lied’ren rijzen,
Gaat het fris uit volle borst.
Waar de stemmen zich vereênen,
Kloppen ook de harten saâm,
Zanggenoten, dat zich niemand ,
Ooit voor onze lied’ren schaâm !
En als straks de stemmen zwijgen,
Wacht ons arbeid, wacht ons plicht;
Door het Hollands lied gedragen,
Valt het werk wel eens zo licht.
Daarom laat het lustig klinken,
Wat ons ‘Volkszang’ heeft geleerd.
‘t Is een kostb’re schat voor ‘t leven,
Die de levenslust vermeêrt:
Troost en kracht in bange tijden,
Waar de vreugd de smart vervang’,
Blijft door ‘t leven ons geleiden,
Vrij en vrolijk Volksgezang.
Mr. J.N.v. Hall / Joh. Oostveen