Home

De vondeling Leopold

 

Laatst werd er in Brabant een spoorweg gemaakt,
Daar kon je mee rijden dat het siddert en kraakt.
De lok die blaast stoom af, de trein gaat zijn gang,
Door bossen en velden, de rit duurt nooit lang.
Holio, tjoek tjoek, holio, tjoek tjoek,
Holio o holio, tjoek tjoek.

Een dame die gaf aan een heertje haar doos,
Zij moest naar een zekere plaats voor een poos;
Ik dank U, mijnheer, dat gij let op mijn pak;
'k Kom daad'lijk terug met een fles fladderak.
Holio, tjoek tjoek, holio, tjoek tjoek,
Holio o holio, tjoek tjoek.

De tijd die verstreek, maar de dame bleef weg;
De doos werd levend; wat zie ik daar zeg?
Hij opent de doos en wat ligt daar? Verdraaid,
Een blozende jongen, die spartelt en kraait.
Holio, tjoek tjoek, holio, tjoek tjoek,
Holio o holio, tjoek tjoek.

De Koning der Belgen, zojuist op een bal,
Die hoort de historie en 't malle geval,
Als peetoom aanvaardt hij de jonge soldaat.
Wiens leven van nu af op rolletjes gaat.
Holio, tjoek tjoek, holio, tjoek tjoek,
Holio o holio, tjoek tjoek.

Laatst werd er in Brabant een spoorweg gemaakt,
Daar kon je mee rijden dat het siddert en kraakt.
Maar wacht U voor dozen met ballast gevuld:
Als 't mis gaat, dan krijgt er de vinder de schuld.
Holio, tjoek tjoek, holio, tjoek tjoek,
Holio o holio, tjoek tjoek.