Rinkel tinkel, rinkel tinkel, door de witte winterlaan
Onder dikbesneeuwde bomen, glijdt de arrenslede aan
Rinkel tinkel, rinkel tinkel, zingt het fijntjes door de lucht
Enkel tinkeltonen klinken, anders is er geen gerucht
Nader schuift de ranke slede, sneeuw stuift voor de hoeven op
En het dravend paard schudt heftig, met zijn roodbepluimde kop
Mollig ploffen paardenpoten, bellen rink’len onder ’t gaan
Rinkel tinkel, rinkel tinkel, door de witte winterlaan
Rinkel tinkel, rinkel tinkel, sneller, feller gaat de slee
Luider kling’len helle klokjes, met de dans der hoeven mee
Rinkel tinkel, rinkel tinkel, door het wintersprookjesbos
Rinkel tinkel, heel van verre, zingen zacht de echo’s los
Tuim’lend uit zijn rust geschoten, vlucht een haasje uit de heg
En een bonte kraai wiekt krassend, uit de kale bomen weg
Zilverzon blinkt in de bellen, dieper gloeit het pluimenrood
Rinkel tinkel, rinkel tinkel, schuift de slee langs heg en sloot
E.P. de Boer / J.C. Anderson