Wij kikkertjes zitten al op ons gemak,
En zingen zo lustig ons liedje: kwak, kwak!
Maar hebben toch ook nog iets anders te doen:
Wij zitten te loeren en jagen in 't groen.
Kwak kwak! kwak kwak! kwak kwak! kwak kwak !
Kwak kwak, kwak, kwak, kwak, kwak,
Kwak kwak! Kwak, kwak!
Wij vangen zo gaarne de glibb’rige slak,
Dat vinden we een kostelijk hapje, kwak, kwak!
We snappen bij ’t water ook dikwijls een spin,
En slikken zo’n bolletje lekkertjes in.
Kwak kwak! kwak kwak! kwak kwak! kwak kwak !
Kwak kwak, kwak, kwak, kwak, kwak,
Kwak kwak! Kwak, kwak!
Ons kikkertjes ogen zijn verre van zwak,
Die loeren op wormen en rupsen, kwak, kwak!
Want wormen en rupsen, ja, lusten we graag,
Die stoppen we vrolijk en vlug in de maag.
Kwak kwak! kwak kwak! kwak kwak! kwak kwak !
Kwak kwak, kwak, kwak, kwak, kwak,
Kwak kwak! Kwak, kwak!
De mode bij ons is een grasgroene frak,
Dat staat ons zo flink en zo netjes, kwak, kwak!
En twee lange poten van acht’ren erbij,
Daar kunnen we mede door sloot en door wei.
Kwak kwak! kwak kwak! kwak kwak! kwak kwak !
Kwak kwak, kwak, kwak, kwak, kwak,
Kwak kwak! Kwak, kwak!
J.P.J. Wierts
