Wilhelmus van Nassouwe
Ben ik van Duitschen bloed
Het Vaderland ghetrouwe
Blijf ik tot in den doet
Een Prinse van Oranje
Ben ik vrij onverveert
Den Koning van Hispanje
Heb ik altijd geëerd
In Godes vrees te leven
Heb ik altijd getracht
Daarom ben ik verdreven
Om land, om luid gebracht
Maar God zal mij reggeren
Als een goed instrument
Dat ik zal wederkeren
In mijnen regiment
Lijdt u, mijn onderzaten
Die oprecht zijt van aard
God zal u niet verlaten
Al zijt gij nu bezwaard
Die vroom begeert te leven
Bidt God, nacht en de dag
Dat hij mij kracht wil geven
Dat ik u helpen mag
Mijn schild en de betrouwen
Zijt Gij, o God, mijn Heer
Op U zo wil ik bouwen
Verlaat mij nimmermeer
Dat ik toch vroom mag blijven
U dienaar 't aller stond
De tyrannie verdrijven
Die mij mijn hart doorwondt
Oorlof mijn arme schapen
Die zijt in grooten nood
Uw herder zal niet slapen
Al zijt gij nu verstrooid
Tot God wilt u begeven
Zijn heilzaam woord neemt aan
Als vrome Christen leven
't Zal hier haast zijn gedaan
Tekst van 1568 uit Geuzenboek
Melodie uit Valerius'Gedenck-clanck 1626