Daar wierp een visser zijn vissnoer uit
En ’t dobberke dook in de vliet
Het watertje wiegde satijnig
De rietjes bewogen een weinig
Maar beet kreeg het visserke niet
In de vliet
Maar beet ...
Maar beet kreeg het visserke niet
De visser het dobberke dansen deed
En kringeltjes lachte de vliet
Daar trantelde een meisje beneven
Hij groette, zij knikte maar even
Maar beet kreeg het visserke niet
In de vliet
Maar beet ...
Maar beet kreeg het visserke niet
Kom vrijster, zet je ‘reis aan mijn zij
En ‘k zing van de liefde j’ een lied
“Neen, visser, dat moet ik vermijen
Ik mag van mijn Meutje niet vrijen”
En beet kreeg het visserke niet
Met zijn lied
Maar beet ...
En beet kreeg het visserke niet
En wat de visser nog verder zei
En ’t vrijstertje horen liet?
Dit weet ik, het duurde niet lange
Daar had hij een viske gevangen
Maar ’t aardige viske kwam niet
Uit de vliet
’t Kwam niet ...
Kwam niet uit de vliet, uit de vliet!
H.C. van Oort