Als d’herders hun schaapjes bewaakten
Zo scheen de stralen te dalen op d’aarde beneên
De engel vertelt de herders in ’t veld
Gods zoon is geboren, dus maakt u te been
Dus loofden en zongen de engelen reen
Treedt vaardig, ’t is waardig, gij herders gemeen
Verhoort onze stem, te Bethlehem
Daar zult gij vinden dat kindeke kleen
De herdertjes liepen en lieten hun vee
Met zingen en springen vol vreugde alree
Dus liepen zij al en vonden de stal
Daar brachten zij Jezus veel zoetigheid mee
Daar zagen zij Jezus bij beesten geleid
Gewonden, en vonden. Als ’t haar was gezeid
Toen gingen zij weer en loofden den heer
Zij hebben Gods grote genade verbreid
Nu laten wij als deze herders bij nacht
Ons leven begeven en houden goê wacht
En zoeken Gods rijk opdat wij gelijk
Door Jezus Gods kinderen worden geacht