De klokken van Haarlem, die klinken zoet van toon;
van tingelingeling, van tingelingeling,
van tingelingeling, zo schoon.
Soms klinkt er door hun feest'lijk koor
een zwaarder galm plechtstatig door:
bim bam bim bam bim bam in 't oor.
En over de velden sterft d'echo van 't geluid
langzaam, langzaam, langzaam uit.