Uit oosterlanden kwamen met offeranden
Drie koningen gereisd naar Bethlehem
Van vijfhonderd mijlen verre
Door ’t verlichten van de sterre
Die zij verloren te Jerusalem
Jerusalem
Die zij verloren te Jerusalem
Herodes, verslagen als hij hun hoorde vragen
Waar dat de koning der joden geboren was
Heeft straks zijn raad vergaderd
Die ’t hem terstond verklaarde
Dus wees hij hen de weg naar Bethlehem
Op dat pas
Dus wees hij hen de weg naar Bethlehem
Met dapp’re schreden zijn de wijzen getreden
De sterre leidd’hun weer tot in de stal
Daar hebben zij gevonden
In doekjes gewonden
Een kind koning, heer ende God van al
Een kind koning, heer ende God van al
Uit liefde tere schonken deês grote heren
Hun scepter, kroon en staf aan ’t kind naar wens
Deden hun offerande
Mirre, goud en wierrook branden
Erkenden ’t kind als God en mens
Als God en mens
Erkenden ’t kind als God en mens
Denk hoe de liefde voor ’t kind hun hart doorgriefde
Het bracht zijn lief handetjes in de schaal
’t Lacht’ hun toe met zoeten lonken
’t Deed hun hart in liefde vonken
En in hun hart branden allemaal
Ja, allemaal
En in hun hart branden allemaal
Deês koningen weder vielen voor het kindje neder
Wiens vriendelijk wezen alle harten wenkt
’t Gaf de zegen aan deês vorsten
’t Zoog zijn moeders lieve borsten
Zij riepen al met vreugd: De koning drinkt
Zij riepen al met vreugd: De koning drinkt
Als zij de zegen van ’t kind hadden gekregen
Namen ze oorlof weer naar hun rijk te gaan
Doch Herodes, de snode
Zocht het kind te doden
Dus wees de engel hun een ander baan
Een ander baan
Dus wees de engel hun een ander baan