Ik lag en sliep, toen kwam tot mij
Een wonderschone droom
Daar stond op hoge stam bij mij
Een mooi versierde boom
En vele lichtjes straalden helder
In ’t bonte bloemfestoen
En gouden app’len, honders wel
Die glansden tussen ’t groen
En was ’t misschien ook alles droom
Wij houden toch dat licht
Ik zie de schone wonderboom
In ieder blij gezicht
Of
Toen ik laatst in mijn bedje lag
Had ik een mooie droom
Daar stond een groene stam bij mij
Een mooi verlichte boom
Door duizend kaarsjes werd die boom
Aller-prachtigst ook verlicht
Gouden appels blonken tussen ’t groen
O, het was zo’n mooi gezicht
Tekst: J. Veth naar Kring Giebichenstein Of P. Kruseman/ Melodie: J.F. Reichardt