Op de grote stille heide
Dwaalt de herder eenzaam rond
Hij breit aan zijn wollen sokken
Op zijn schapen past zijn hond
Niemand die er de rust verstoord
En die herder hij breit maar voort
Eén recht en een av’recht
Eén recht en een av’recht, één averecht!
In het dorpje bij de heide
Woont een meisje jong en blond
Die de herder al een tijdje
Echt een leuke lieverd vond
Maar de herder die merkt het maar niet
Hij breit voort en hij neuriet zacht zijn lied
Eén recht en een av’recht
Eén recht en een av’recht, één averecht!
Het is al een oude waarheid
Maar de liefde zoekt steeds list
Ging het meisje naar de herder
En ze vroeg hem zeer beslist
Of ze het patroontje hebben mocht
’t Was precies waar ze al zo lang naar zocht
Eén recht en een av’recht
Eén recht en een av’recht, één averecht!
En hij zag haar blauwe ogen
En hij zag haar rode mond
Zei dat hij voor het patroontje
Heus één kusje billijk vond
Op de hei bij de ondergaande zon
Goed dat de hond op de schapen passen kon…
Eén recht en een av’recht
Eén recht en een av’recht, één averecht!
J. Worp