Een ruitertje jong van jaren
Hij vrijde een meisje zoet
Hij vrijde haar vierdehalf jare
Te komen in haar gemoet
Hij bood haar trouw en de minne was zoet
Hij bood haar trouw en de minne was zoet
Als zij malkander zagen
Veranderde beiden het bloed
Hij sprak met zoete woorden
Ik heb ’t al zo wel verstaan
Gij gaat met een ander vrijen
Gij meugt er wel henen gaan
Gij hebt al uw moeite voor niet gedaan
Gij hebt al uw moeite voor niet gedaan
Gij komt er mij veel te zelden
Daarom laat ik jou er gaan
Dat ik er jou veel te zelden kom
Is mij zo van harte leed
Een ander lief wil ik gaan vrijen
De wereld is wijd en breed
‘k Wil vrijen, die er mij gebeuren mag
‘k Wil vrijen, die er mij gebeuren mag
Gij meugt er mij niet gebeuren schoon lief
Al vrij je mij jaar en dag
Al sta ik voor jouw deurtje
Ik bid er jou niet om brood
Gij meugt er mij niet gebeuren
Wel edele roosje rood
Oorlof, mijn lief, ik scheld er jou kwijt
Oorlof, mijn lief, ik scheld er jou kwijt
Jouw hartje dat zou wel breken
Dat ik er nog langer beid
Hij stak er zijn paard met sporen
Hij riep er zo luide: O mijn
Mijn vrijen is nu verloren
De vrijsters die vrijen mij
Oorlof, het moet er gescheiden zijn
Oorlof, het moet er gescheiden zijn
Schenk mij de rode roosjes
Ik schenk je de koele wijn