Home

Ik kwam er lestmaal over bergen en dalen

Ik kwam er lestmaal over bergen en dalen
En ik zag er van verre mijn zoetelief staan
En ik vroeg of zij met mij wou reizen of spelen
En of dat zij met mij wou wandelen gaan.

Ik wil nu met u niet reizen of spelen
En ik wil nu met u niet uit wandelen gaan
Maar komt ’t avond schoon lief, en als ’t maantje schijnt klare
Dan zult gij mijn schoon lief van mij antwoord ontvaân

Het werd noen, het werd avond, het maantje scheen klare
En ik nam er mijn schoon zoetelief bij haar hand
En ik leidde haar onder een lindeboom groene
Waar het nachtegaaltje zo liefelijk zang

Och nachtegaaltje, zoet vogeltje kleine
Och gij zingt er, gij klinkt er zo menig halfjaar
Maar ik hope gij zult er in ’t korte nog treuren
Als dees fier jonge maagd van de liefde gaat zwaar

De vuile commeren zij klappen zo vele
Zij klappen en snappen van iedereen kwaad
’t Ware beter dat elk in zijn hofke ging wieden
Om te weten wat daar voor onkruid al staat

Wat een grotere droefheid zou ooit kunnen wezen
Als liefde te dragen en gene troost
Als ik was met mijn zoetelief onder de aarde
Van commeren haar tongen zou ik zijn verloost