Kareltje, Kareltje, tsjiep, tsjiep, tsjiep,
Die had er geen hemdeken aan zijn lijf
Had er geen kousen en geen scoên
Geen broeksken om aan te doen
Meisje met jouw vollen zak
Wil je me geven een kerremispak?
‘k Hebbe geen hoed al op mijn kop
Ik ben ach, zo arm als Job, Job, Job
Kareltje, Kareltje, tsjiep, tsjiep, tsjiep,
Die had er geen hemdeken aan zijn lijf
Had er geen kousen en geen scoên
Geen broeksken om aan te doen
Meisje met jouw vollen tas
Geef me een roodlakenen jas
Ouwe jas uit en nieuwe jas an
Kareltje wordt enen rijken man
Kareltje, Kareltje, tsjiep, tsjiep, tsjiep,
Die had er geen hemdeken aan zijn lijf
Had er geen kousen en geen scoên
Geen broeksken om aan te doen
Meisje met jouw tas vol geld
Heeft jouw vader de koetse besteld
Zweepken op en zweepken neer
Kareltje rijdt gelijk een heer
Kareltje, Kareltje, tsjiep, tsjiep, tsjiep,
Die had er geen hemdeken aan zijn lijf
Had er geen kousen en geen scoên
Geen broeksken om aan te doen
Meisje met jouw rok van zij
Wil je morgen trouwen met mij
Lire boulire, lire boula
Ziet hoe die Karel te bruiloft gaat
Tekst en melodie uit De Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France, 1856