Home

Kerstlied

 

Snerpend loeit de storm daarbuiten
Langs de witbesneeuwde aard
Achter witbevroren ruiten
Zit een elk bij ’t knappend vuur der haard
En de kind’ren zingen blij hun liedjes
Om de kerstboom, vol van schitterlicht
En de schoonste kerkse melodietjes
Worden vroom ten hemel steeds gericht …
Stille nacht, Heilige nacht
Heden is ’t Kerstkind geboren
Herderkens zacht, houden de wacht:
Kindje van Bethlehem, sluimer, slaap zacht

Bibb’rend loopt er langs de straten
’n Arme bedelknaap nog rond
Al de wegen zijn verlaten:
Niemand waagt zich buiten, zelf geen hond
Koude sneeuw dringt door z’n lekke klompen
In z’n holle maag is nat noch droog
En de gure wind snijdt door z’n lompen
Grote tranen fonkelen in zijn oog
Stille nacht, Heilige nacht
Richt hij zich smekend ten hemel
En vraagt dan schuw: God laat me nu
’t Kerstfeest met d’engeltjes vieren bij U

Hong’rend, uitgeput van ’t lijden
Valt hij op een stoep teneer
En hij hoort de kinders blijde
Binnen ’t kerstlied zingen tot de Heer
Z’n bevroren handjes vroom gevouwen
Slaapt hij in en God verhoort hem daar
Als we ‘s morgens vroeg ’t lijkje aanschouwen
Viert hij ’t Kerstfeest in de Eng’lenschaar
Stille nacht, Heilige nacht
Gloria in Excelsis Deo
’t Schooiertje klein, zal vol festijn
Eeuwig hierboven bij ’t Kerstkindje zijn

Ferry / L. Noiret