Wat zijn er toch mottige neuzen in ‘t land
Zo binnen als buiten de steden
Daar staat er een neusje van eer of van schand’
Op ieder zijn bakkes geplant
En als men de neuzen eens wel beziet
Aan iedere neus daar hapert wel iet
Bezie maar de mijne
’t En is er geen kleine
Nog is het de lelijkste niet
Nog is het de lelijkste niet
Men ziet op de neus hoe een mens is geaard
En wie kan zijn neus ooit verbergen
Een spitsneus is bitsig, een dikneus bedaard
Een platneus is helemaal niets waard
Doch ziet g’iemands damper naar boven gekruld
Denk vrij: die zijn hart is met praalzucht vervuld
Staat de neus wat opzij
Dit blijft zeker voor mij
Die is van de liefde niet vrij
Die is van de liefde niet vrij
Het huwelijk is wel een heilige staat
Maar beter zijn zij die ’t niet wagen
Wie toch nu een vrouwtje zoekt, hoor mijne raad
Hij zie hoe de gevel haar staat
Een fijnneus is ijdel, nieuwsgierig, maar vroed
Een stompneus is zacht, doch zo dom ook als goed
Och zo menig die trouwt
En de neus niet beschouwd
Zich ’t weldra ook bitter berouwd
Zich ’t weldra ook bitter berouwd
Al brandd’ ook zijn lamp bij klaarheldere dag
Esoop’ kon geen man, zegt men, vinden
Wel vindt men hier neuzen van allerlei slag
Maar wie ooit perfecte neus zag
‘k Heb er duizend bij dag- en bij lamplicht beschouwd
Geen enkel en vond ik er gans zonder fout
Of te groot of te klein
Veel te grof of te fijn
Bekent het, zij allegaar zijn
Bekent het, zij allegaar zijn
Foei roodneus, foei zuiper, is dat een gezicht
G’ hebt de enigste neus die ik hate
Wat gloeit uw karbonkel, ofschoon hij niet licht
Ja rooineus den dronkaard beticht
Ziet, had gij geen vuur voor uw pijp of sigaar
Schier aanroken zoudt ge aan die vuurkool, niet waar
O, het walgt iedereen
Van een neus zo gemeen
Nog liever had ik er geen
Nog liever had ik er geen
Maar gij, hebt ge een neus lijk een olifantstromp
Of krom als de bek van een raaf is
Al is ze misvormd, of te dik of te stomp
Of heeft ze wat weg van een klomp
Omdat door uw schuld g’ er niet aan zijt geraakt
Hoe lelijk zij weze, hoe grof of mismaakt
Laat maar staan al wat staat
Wat men zegg’ ook of praat
Die de neus verminkt, schendt ’t gelaat
Die de neus verminkt, schendt ’t gelaat
Nederlands volkslied