Ontwaeckt, loopt herders desen nacht
Verlaet all’ uwe schaepen
Uw nieuwen koning lof verwacht
En blyft niet langer slapen
Geeft soet gesanck
En wilt schalmei noch fluyte niet vergeten
Waermee gij in de groene wey
Soo dickwils zijt geseten
Te lanc, o herders, duert uw rust
Heft uw vermoeyde leden
Het hemels licht schynt op dees kust
Verstaet gy wel mijn reden?
Geboren is den heer, Godt mensch
Om breder te verklaeren
Ick dael van boven om uw’ wensch
En vreught te openbaren
’t En dan, herders, niet te vroegh
Gaet! Geeft hem hart en sinnen
Men kan niet haestigh zijn genoegh
Om Godt ye gaen beminnen
Spoeyt u, roept uw’ gebueren al
En gaet met vol betrouwen
Dien Godt, vol teerheydt in een stal
Met teere liefd’aenschouwen
Uit de verzameling van E. Bruining