Plomperdje en zijn wijfje
Die zouden vroeg opstaan
Drie uurtjes voor den dage
Zij zijn ter markt gegaan
Als zij de markt halfwege kwam
Halverwege de dijk
Toen braken al de eiers
De boter viel in ´t slijk
Plomperd, zei zij, plomperd
Gaat thuis en haalt een haak
Wij zullen hem uit trekken
Voordat zij te gronde gaat
´t Is wel om de boter niet
Het is maar om de doek
Die ´k gist´ren nog gemaakt heb
Van Plomperds beste broek
Gij hebt van mijne beste broek
Een boterkleed gemaakt?
‘k Heb van mijn levensdagen
Geen zulk bot wijf gehad.