In ‘t midden van ons Nederland,
Daar streng’len zich de stromen.
Daar is de Stichtse lustwarand,
Met hoog opgaande bomen.
Daar is de gulle groene wei,
Daar bloeit de purperpaarse hei,
Ons bindt daarom een hechte band
Met ‘t hartje van ons vaderland.
Met ‘t hartje van ons vaderland.
Waar de zomerzon met gouden lach,
Beschijnt deez’ mooie dreven,
Daar kan een heldere winterdag,
Ook haar zijn schoonheid geven.
Dus laat ons zingen vrij en blij.
‘t Klink’ over Utrechts heuvelrij,
Wij houden ‘t altijd trouw in stand,
Dat hartje van ons vaderland,
Dat hartje van ons vaderland.
M.F. van der Elst-Boonzajer