Waar staat jouw vaders huis en hof
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?
Aan geen groen heiden, aan geen groen stof
Daar staat mijn vaders huis en hof
Hoe kom ik op jouw kamertje klein
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?
Neemt jouw pantoffeltjes in jouw hand
Op kousenvoeten is ‘t zoeten gang
En als dat deurtje dan soms kraakt
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?
Ik zal er een pond zeep aan slaan
Het zal geruisloos opengaan
Hoe kom ik op jouw beddeken klein
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?
Neem jij de deken en ik het laken
We zullen wel op dat beddeke raken
Hoe kom ik bij jou onder
Adelijn, bruin maagdelijn, mooi meisje fijn?
Leg jouw handen over de mijn
't Zal wel heel gauw zomer zijn
Tekst uit de klucht van W.D. Hooft: Jan Saly, 17de eeuw